Ingeval u letsel oploopt door het toedoen van een ander, kunt u de daardoor veroorzaakte schade verhalen op de aansprakelijke partij. Dit kan uiteraard (in beginsel) slechts indien de aansprakelijkheid vaststaat. Bij het begroten van de materiële schade wordt vaak gebruik gemaakt van Richtlijnen die zijn opgesteld door De Letselschade Raad. In deze Richtlijnen zijn standaardbedragen opgenomen om verschillende soorten materiële schade abstract te begroten.
Elk jaar wordt bekeken of deze standaardbedragen moeten worden aangepast aan de inflatie. Vanaf 1 januari 2025 zijn de normbedragen in de Richtlijnen Ziekenhuis- / revalidatiedaggeldvergoeding, Studievertraging, Huishoudelijke Hulp, Zelfwerkzaamheid en Licht Letsel geïndexeerd.
Ziekenhuis- / revalidatiedaggeldvergoeding
Het kan zijn dat een slachtoffer ten gevolge van een ongeval, voorval of medische fout een bepaalde periode in het ziekenhuis of revalidatiekliniek dient door te brengen, ten gevolge van opgelopen letsel. In dat geval kan voor deze periode een vergoeding worden toegekend. Hiervoor wordt in beginsel aangesloten bij de Richtlijn Ziekenhuis- en Revalidatiedaggeldvergoeding. De normbedragen in deze Richtlijn zijn vanaf 1 januari 2025 verhoogd naar € 38,00 voor een ziekenhuisdaggeldvergoeding – eerder betrof dit € 35,00 – en € 19,00 voor een revalidatiedaggeldvergoeding – eerder betrof dit € 18,00.
Studievertraging
Het kan zo zijn dat een slachtoffer door een ongeval, voorval of medische fout zijn of haar opleiding moet onderbreken, wat leidt tot studievertraging en daardoor dus tot een latere toetreding tot de arbeidsmarkt. De Richtlijn biedt hiervoor een vergoeding voor maximaal één jaar studievertraging. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de categorieën 1) basisschool, 2) vmbo en lbo, 3) havo, mbo en vwo, en 4) hbo en wo. In 2024 varieerden de normbedragen van € 7.225,00 tot € 24.600. Vanaf 1 januari 2025 zijn deze bedragen verhoogd en liggen thans tussen € 7.725,00 en € 26.225,00.
Huishoudelijke Hulp
Ingeval het slachtoffer niet langer in staat is om zelf de huishoudelijke taken uit te voeren, kan een derde worden ingeschakeld om deze werkzaamheden (tijdelijk) uit te voeren. De kosten hiervoor komen mogelijk voor vergoeding in aanmerking. Voor de eerste drie maanden gelden vaste normbedragen. In 2024 varieerden deze bedragen van € 82,00 tot € 354,00 per week. Per 1 januari 2025 zijn de bedragen verhoogd en liggen deze tussen € 88,00 en € 379,00 per week.
Indien hulp ter zake na drie maanden noodzakelijk blijft, dan geldt vervolgens een uurtarief van € 12,00, betreffende een verhoging ten opzichte van het uurtarief van € 11,50 in 2024.
Zelfwerkzaamheid
Zelfwerkzaamheid omvat werkzaamheden in, aan en/of rondom de woning die ook door derden kunnen worden uitgevoerd, indien een slachtoffer hier (tijdelijk) niet meer zelf toe in staat is door een ongeval, voorval of medische fout. Op grond van De Richtlijn Zelfwerkzaamheid kan dan een jaarvergoeding worden toegekend.
Vanaf 1 januari 2025 variëren de normbedragen van € 192,00 per jaar voor een huurwoning zonder tuin en met weinig onderhoud – voorheen betrof dit € 180,00 – tot € 1.531,00 per jaar voor een eigen woning met tuin en veel onderhoud – voorheen betrof dit € 1.436,00.
Licht Letsel (schadeafwikkeling en smartengeld)
Onderhavige Richtlijn is opgesteld om te zorgen voor een efficiënte afwikkeling van schades ingeval het gaat om licht letsel. Het gaat hierbij onder meer over de hoogte van het smartengeld (de immateriële schade). Doorgaans betreft ‘licht letsel’ letsel dat binnen zes maanden restloos is genezen en dit letsel maximaal drie maanden tot beperkingen heeft geleid. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld kneuzingen, brandwonden en eenvoudige botbreuken.
Deze Richtlijn valt onder te verdelen in drie categorieën aangaande (de hoogte van) het smartengeld:
A. Een herstelperiode korter dan twee maanden. Je kunt dan denken aan oppervlakkig en beperkt letsel, zoals schaafwonden, kneuzingen, eerstegraads brandwonden en beperkte, niet ontsierende littekens. In 2024 bedroegen de normbedragen tussen de € 00,00 en € 1.025,00. Per 1 januari 2025 is het maximale
smartengeldbedrag voor deze categorie geïndexeerd naar een bedrag van €1.100,00;
B. Een herstelperiode langer dan twee maanden maar korter dan vier maanden. Bij deze categorie wordt doorgaans aangesloten indien er sprake is (geweest) van letsel waarbij een korte medische en/of therapeutische behandeling heeft plaatsgevonden. Dit kan bijvoorbeeld zijn bij een (lichte) hersenschudding, whiplash met restloos herstel, forse verzwikking of verstuiking, een gebroken rib en/of enkele dagen arbeidsongeschiktheid;
C. Een herstelperiode langer dan vier maanden maar korter dan zes maanden. Bij deze categorie wordt over het algemeen aansluiting gezocht indien er sprake is (geweest) van enkele weken of maanden medische en/of therapeutische behandeling. Hierbij kan gedacht worden aan een korte ziekenhuisopname, aan ‘eenvoudige’ botbreuken en aan gevallen van tijdelijke hulpbehoevendheid in het huishouden en/of tijdelijke arbeidsongeschiktheid van enkele weken.
Indien het gaat om letsel dat ernstiger is dan hetgeen omschreven in categorie C kan er (in beginsel) niet worden aangesloten bij De Richtlijn Licht Letsel. Mocht een letselschadezaak wel kunnen worden afgewikkeld op grond van deze Richtlijn, dan wordt er geen finale kwijting door het slachtoffer verleend (en verlangd). Dit houdt kort gezegd in dat een slachtoffer op de onderhavige zaak mag terugkomen in de toekomst, mits de schade hoger is dan de totaal uitgekeerde schadevergoeding, dat deze verhoogde schade is veroorzaakt door het ongeval én de verjaringstermijn niet is verstreken.
Comments