top of page

Dader van een ernstig misdrijf veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding, maar blut? Wat nu?!

Foto van schrijver: Buro Letselschade Buro Letselschade

Bijgewerkt op: 29 jan 2021

Slachtoffers (of diens nabestaande(n)) van (ernstige) gewelds- en/of zedendelicten kunnen zich als benadeelde partij voegen in het strafproces en zo schadevergoeding vorderen van de verdachte. Dit gebeurde ook in het bekende proces tegen Michael P. in de zaak van Anne Faber. In ieder geval de ouders en de broer van Anne Faber hebben zich in de zaak tegen Michael P. gevoegd als benadeelde partij. Hierbij hebben zij zich laten bijstaan door een advocaat.

 

Michael P. is door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld tot 28 jaar cel en tbs met dwangverpleging voor (onder andere) het ontvoeren, het verkrachten en het doden van Anne Faber. Tegen deze uitspraak werd hoger beroep ingesteld, maar ook het gerechtshof (in Arnhem) legde Michael P. in hoger beroep deze zelfde straf op.


Naast de celstraf en tbs is Michael P. veroordeeld tot het betalen van duizenden euro’s aan schadevergoeding aan de ouders en de broer van Anne Faber: in eerste aanleg werd door de rechtbank totaal bijna € 140.000,00 toegewezen en in hoger beroep werd door het hof totaal bijna € 160.000,00 toegewezen. Enkele dagen na de uitspraak van de rechtbank verscheen al in de krant en op Twitter: “Michael P. is blut, dus schiet de overheid de schadevergoeding voor”. Het voormelde heeft veel stof doen opwaaien. Hoe zit dit nu eigenlijk?


De regeling van artikel 51f lid 2 van het Wetboek van Strafvordering jo. artikel 6:106 en 6:108 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt welke kosten nabestaanden kunnen vorderen als benadeelde partij in het strafproces bij het overlijden van iemand als gevolg van een strafbaar feit. Indien de rechter de dader hiertoe veroordeelt, is de dader verantwoordelijk voor de ontstane schade welke hij dan dient te vergoeden. In de meeste gevallen wordt daarbij door de rechter een zogenoemde schadevergoedingsmaatregel (als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht) opgelegd. Indien dat het geval is, heeft de overheid vervolgens diverse mogelijkheden en (dwang)middelen om het geld (zo veel als mogelijk) bij de veroordeelde te kunnen verhalen.


Indien de (voor een misdrijf) veroordeelde niet of niet volledig aan zijn verplichting heeft voldaan, keert de staat (het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB)) het resterende bedrag uit aan het slachtoffer (of diens nabestaande(n)). In de praktijk gebeurt dit (nu nog) in beginsel binnen acht maanden (na de dag waarop het vonnis of arrest waarbij de schadevergoedingsmaatregel is opgelegd onherroepelijk is geworden). De overheid (het CJIB) verhaalt vervolgens het uitgekeerde bedrag op de veroordeelde.


De overheid (het CJIB) heeft diverse (dwang)middelen om het uitgekeerde geld bij de veroordeelde(n) te innen. Onder andere wordt gebruik gemaakt van betalingsregelingen en de zogenaamde paspoortsignalering. Wie niet wil betalen, kan geen nieuw paspoort aanvragen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het Register paspoortsignaleringen (RPS) waarin de personen geregistreerd staan aan wie geen paspoort verstrekt mag worden. Het al dan niet meewerken kan zelfs worden meegewogen in de beslissing om iemand uiteindelijk al dan niet voorwaardelijk in vrijheid te stellen (na twee derde van de straf).


Voormelde regeling wordt ook wel de – op 1 januari 2011 met de Wet versterking positie slachtoffer in werking getreden – ‘voorschotregeling’ genoemd en is in het leven geroepen om zogenoemde secundaire victimisatie te voorkomen.

Comments


bottom of page