Verkeersaansprakelijkheid: hoe zit het met de bescherming van ‘zwakkere verkeersdeelnemers’?
- Buro Letselschade
- 12 aug
- 4 minuten om te lezen

Verkeersongevallen tussen gemotoriseerde voertuigen (zoals auto’s en motoren) en niet-gemotoriseerde verkeersdeelnemers (zoals fietsers en voetgangers), ook wel de ‘zwakkere verkeersdeelnemer’, komen regelmatig voor. Wie aansprakelijk is voor de schade is in dit soort situaties niet altijd vanzelfsprekend of bekend. Wanneer een fietser of voetganger slachtoffer wordt van een ongeval dat (mede) door een automobilist is veroorzaakt, gelden namelijk bijzondere regels ter bescherming van de zwakkere verkeersdeelnemer. In deze blog wordt stilgestaan bij deze regels en wordt nadere uitleg gegeven.
Niet-gemotoriseerde deelnemers krijgen extra bescherming
Fietsers en voetgangers worden gezien als kwetsbare verkeersdeelnemers. De kans op letsel bij een ongeluk is voor hen veel groter dan voor een automobilist. Daarom is er een regeling die hen in het bijzonder beschermt wanneer zij met een gemotoriseerd voertuig in botsing komen. Dit is artikel 185 Wegenverkeerswet (WVW). De kern van deze bepaling is dat de bestuurder of eigenaar van het gemotoriseerde voertuig in de meeste gevallen aansprakelijk is voor de schade van de fietser of voetganger – zelfs als hem of haar geen directe fout kan worden verweten.
Â
Daarnaast speelt mee dat deze regeling alleen geldt als het ongeval op de openbare weg plaatsvindt en het slachtoffer geen inzittende is van een motorrijtuig. Ook is het belangrijk dat het slachtoffer schade oploopt die direct door het ongeval veroorzaakt is.
Wanneer ben je als eigenaar van een gemotoriseerd voertuig aansprakelijk?
Zodra een fietser of voetganger schade lijdt bij een aanrijding met bijvoorbeeld een auto of scooter, is de eigenaar van dat voertuig vrijwel altijd verplicht de schade (grotendeels) te vergoeden, vaak via zijn verzekeraar. De bestuurder van het voertuig hoeft zelf geen schuld te hebben om aansprakelijk te zijn. Dit komt doordat het risico op zware schade inherent is aan het gebruik van motorvoertuigen.
Â
Er is echter een uitzondering om onder de aansprakelijkheid uit te komen.
Uitzondering: overmacht
Kun je als automobilist bewijzen dat je écht niets aan het ongeluk kon doen? Bijvoorbeeld als het gedrag van de fietser of voetganger zo onverwacht was dat niemand daarmee rekening had kunnen houden? Dan kun je onder de aansprakelijkheid uitkomen – dat heet overmacht. Let op: dit wordt in de praktijk zelden aangenomen. Zeker bij jonge kinderen (jonger dan 14 jaar) is in beginsel nooit sprake van overmacht. In die gevallen moet de automobilist nagenoeg altijd 100% van de schade vergoeden, zelfs al kon hij het ongeluk onmogelijk voorkomen.
Â
Bijzondere regels voor kinderen
Bij letsel van kinderen onder de 14 jaar geldt in principe een volledige aansprakelijkheid voor de gemotoriseerde verkeersdeelnemer. Dit gebeurt omdat kinderen in het verkeer onvoorspelbaar kunnen zijn en nog niet voldoende verkeersinzicht hebben. Is het slachtoffer ouder dan 14 jaar? Dan wordt meestal minimaal 50% van de schade vergoed door de (verzekeraar van de) automobilist, tenzij er opzet of bewust roekeloos gedrag bij de fietser of voetganger was.
Â
Eigen schuld van de zwakke verkeersdeelnemer
Is het ongeluk (deels) te wijten aan onoplettendheid of een fout van de fietser of voetganger zelf? Dan krijgt het slachtoffer tóch altijd minstens de helft van de schade vergoed. Alleen als hij of zij opzettelijk of bijna opzettelijk heel roekeloos was, kan dit minder zijn. De rechter kan de uiteindelijke schadevergoeding corrigeren, bijvoorbeeld omdat het gedrag van de automobilist extra gevaarlijk was of het slachtoffer juist maar een kleine fout maakte.
Â
Billijkheidscorrectie
Naast het bepalen van wie voor welk deel verantwoordelijk is, houdt de rechter ook rekening met wat ‘billijk’ is, oftewel wat eerlijk is gezien de situatie. Punten waar een rechter rekening mee kan houden zijn bijvoorbeeld dat auto’s een groter risico met zich meebrengen dan fietsen, en de gevolgen voor de kwetsbare verkeersdeelnemer kunnen erger zijn. Deze factoren kunnen leiden tot een aanpassing van de schadeverdeling. De rechter kijkt ook naar hoe ernstig het letsel is en of bijzondere omstandigheden meespelen, zoals een snelheidsovertreding van de automobilist of de mate van verwijtbaarheid van het slachtoffer.
Â
Reflexwerking: wat als de automobilist schade oploopt door een fout van een fietser?
Soms is het juist andersom: een automobilist heeft schade doordat een fietser of voetganger een fout maakte. In die situatie kan de automobilist zijn schade proberen te verhalen op de niet-gemotoriseerde verkeersdeelnemer. De regels die de fietser of voetganger beschermen, gelden dan niet. De automobilist moet aantonen dat de fietser of voetganger een fout maakte die hij ook zelf niet kon voorzien (overmacht). Is dat niet het geval, dan moet hij (een deel van) de schade zelf dragen. Ook in deze situaties kijkt de rechter naar wat redelijk is in het licht van de feiten en omstandigheden.
Â
Tot slot
Fietsers en voetgangers worden in het verkeer extra beschermd. Bij een ongeluk met een gemotoriseerd voertuig is de eigenaar van het voertuig meestal (grotendeels) aansprakelijk.
Â
Toch hangt veel af van de omstandigheden van het geval. De rechter kijkt altijd wel naar het totaalplaatje.
Â
Heeft u vragen over uw letselschadezaak? Neem gerust contact op met ons kantoor. Wij helpen u graag verder en denken met u mee!
Â
Â
Â
Â
Â
Â